Rechtbank Midden-Nederland, 3 augustus 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:6073

Op grond van art. 5:130 Burgerlijk Wetboek (BW) in combinatie met art. 2:15 BW kan iedereen die een redelijk belang daarbij heeft aan de kantonrechter verzoeken een besluit van een orgaan van een VvE te vernietigen, bijvoorbeeld wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid of wegens strijd met de wettelijke of statutaire bepalingen die de totstandkoming van besluiten regelen.

Artikel 5:130 BW bepaalt daarbij dat de verzoeker, alle andere stemgerechtigden en de vereniging van eigenaars bij name worden opgeroepen om op het verzoek te worden gehoord (vergelijk ook art.5:140 lid 4 BW en 5:144 lid 3 BW).

Volgens artikel 271 wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geschiedt deze oproeping door de griffier en per brief, tenzij de rechter anders bepaalt. Daarbij geldt voorts dat de oproepingen, behalve die van de verzoeker zelf, vergezeld gaan van een afschrift van het verzoekschrift, tenzij een oproeping op andere wijze dan bij brief of exploot geschiedt, of de rechter anders bepaalt (art. 279 lid 3 Rv).

Zoals ik al eerder beschreef betekent dit – ik heb dit reeds zelf ervaren – in de praktijk bij grote appartementencomplexen met veel appartementseigenaars dat de verzoeker de verzoekschriften met een steekwagen naar de Rechtbank moet brengen. Iedere appartementseigenaar is immers stemgerechtigd in de vergadering van eigenaars, tenzij dit recht is overgegaan op een erfpachter of vruchtgebruiker. Daarbij geldt echter tevens dat in overleg tussen de indiener en de behandelend kantonrechter wellicht kan worden geregeld dat een samenvatting van het verzoekschrift met bijlagen wordt bezorgd aan de op te roepen stemgerechtigden (Zie R.F.H. Mertens, C. Venemans en G. Verdoes Kleijn, Naar een vernieuwd appartementsrecht, Preadvies KNB 1997, Lelystad, Vermande, 1997, par. 9.3.2 ). Tegenwoordig is wellicht ook wel met de rechter af te spreken dat de oproeping per e-mail mag plaatsvinden of dat de stukken op het ledendeel van de website van de VvE (beheerder) mogen worden geplaatst.

In de praktijk blijkt dat kantonrechters regelmatig over het hoofd zien dat de stemgerechtigden moeten worden opgeroepen of zelfs, dat zij zijn opgeroepen. Tijdens een mondelinge behandeling heb ik zelfs meegemaakt dat de kantonrechter een conform art. 5:130 BW opgeroepen appartementseigenaar die iets op het verzoek wilde zeggen, verbood zijn mening kenbaar te maken omdat hij geen partij was in de procedure en alleen mocht toehoren. Het moge duidelijk zijn dat dit onjuist is gezien de geldende appartementsrechtelijke regel in art. 5:130 lid 3 BW.

Het komt echter ook voor dat stemgerechtigden in het geheel niet worden opgeroepen.
Ook in een recent bij de Rechtbank Midden-Nederland gevoerde procedure – in dit artikel te bespreken – ging het mis. In deze procedure had de griffier verzuimd de stemgerechtigden op te roepen.

Wel had de griffier in de oproepbrief aan de gemachtigde van de VvE het volgende opgenomen:

“(..) Voor de goede orde wil ik u erop wijzen, dat ingevolge artikel 5:134 BW, de bestuurder van de Vereniging van Eigenaars de appartementseigenaars c.q. alle stemgerechtigden in kennis dient te stellen van de inhoud van deze brief. (..)”

Toen de verzoeker tijdens de mondelinge behandeling erop wees dat de overige stemgerechtigden niet waren opgeroepen en aanhouding van de mondelinge behandeling verzocht zodat zij alsnog konden worden opgeroepen, voerde de VvE – aldus de beschikking van de kantonrechter – aan dat zij het verweer niet terzake doende achtte, omdat
“het bestuur alle eigenaren op de hoogte heeft gesteld van de zitting middels de nieuwsbrief van juni 2015. [verzoeker] heeft geen belang bij het opgeworpen formele standpunt nu de ratio van de wettelijke bepaling is dat de eigenaren kennis hebben genomen van het verzoek en de geplande zitting”.

De kantonrechter overwoog als volgt:

“De kantonrechter staat thans voor de vraag of met deze wijze van oproeping kan worden volstaan. Artikel 5:134 BW beoogt de betekening van exploten of het richten van kennisgevingen aan de gezamenlijke eigenaars te faciliteren om te vermijden dat een exploot aan iedere eigenaar afzonderlijk moet worden betekend of een kennisgeving aan iedere eigenaar afzonderlijk moet worden verzonden. De oproepingen van de overige stemgerechtigden kunnen naar het oordeel van de kantonrechter, ondanks het bepaalde in artikel 5:134 BW, niet via een kennisgeving aan de bestuurder worden gedaan. Deze oproepingen moeten daarom door de griffier conform het bepaalde in artikel 271 e.v. Rv. aan de diverse op te roepen personen worden gericht. Nu de wijze van oproeping bij verzoekschriften waar het gaat om vernietiging van een besluit van de vergadering van de VvE afzonderlijk en expliciet is geregeld in artikel 5:130 lid 3 BW jo artikel 271 Rv e.v. kan daar niet van worden afgeweken. Indien dit wel het geval zou zijn dan maakt dat artikel 5:130 lid 3 overbodig en dat heeft de wetgever niet beoogd.”

De kantonrechter wees in dit verband nog op het procesreglement verzoekschriften kanton van 1 januari 2013, waarin onder de bepaling 2.1.3 is opgenomen:

“(..) 2.1.3 Bijvoeging stukken: vernietiging van een besluit (artikel 5:130 BW)
Indien het verzoek strekt tot vernietiging van een besluit als bedoeld in artikel 5:130 BW, worden naast de stukken zoals vermeld in de artikelen 1.2.5 en 2.1.2 overgelegd:
a. een opgave van de namen en volledige adresgegevens van alle stemgerechtigden, en
b. een afschrift van het te vernietigen besluit statuten van de vereniging van eigenaars.(..)”

Ook hieruit vloeide volgens de kantonrechter voort dat door de verzoeker de namen en adressen van alle stemgerechtigden dienen te worden verstrekt met de kennelijke bedoeling dat de overige stemgerechtigden konden worden opgeroepen zoals hierboven omschreven.

De conclusie van de kantonrechter was dan ook dat de behandeling moest worden aangehouden en dat de overige stemgerechtigden alsnog moesten worden opgeroepen.

Daaraan voorafgaand (r.o. 4.4) had de kantonrechter al overwogen:

Het is voor een individuele verzoeker echter niet altijd eenvoudig om deze te achterhalen. Daarin voorziet om die reden art. 54 lid 3 modelreglement 2006 in een regeling tot verstrekking van namen en adresgegevens door het bestuur van de VvE:
“In alle gevallen waarin een eigenaar voor de oproeping van de overige eigenaars en overige stemgerechtigden in een juridische procedure de namen en adressen van de overige eigenaars en stemgerechtigden verzoekt, worden hem deze door het bestuur kosteloos en onverwijld ter beschikking gesteld.”
Maar ook indien het modelreglement in het onderhavig geval geen toepassing zou vinden dan moet worden aangenomen dat de VvE verplicht is op eerste verzoek die gegevens aan te leveren.

Commentaar:
De uitspraak bevat voor een groot deel een correcte toepassing van de wettelijke regels met betrekking tot oproeping van de stemgerechtigden in verzoekschriftprocedures tot vernietiging van besluiten van een orgaan van de VvE. Nieuw in deze uitspraak is dat de kantonrechter oordeelt dat (het bestuur van) de VvE de eigenaar die daarom voor een procedure verzoekt, de namen en adressen van alle stemgerechtigden ter beschikking moet stellen, ook als het modelreglement 2006 niet van toepassing is. Dit oordeel volgt niet rechtstreeks uit de wet, maar vindt mijns inziens wel steun in het feit dat de verhouding tussen de VvE en de appartementseigenaars (met inbegrip van de verzoeker) mede door de redelijkheid en billijkheid wordt beheerst en de VvE mede de belangen van de verzoeker dient te behartigen.

Volledige uitspraak: Rechtbank Midden-Nederland, 3 augustus 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:6073