Rechtbank Amsterdam, 20 november 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:9042 – In haar uitspraak van 24 mei 2011,  ECLI:NL:RBAMS:2011:10602, (ook op VvERecht.nl) stelt de kantonrechter vast dat een afvoerleiding in een appartement, die uitsluitend afvoert ten dienste dat ene appartement, toch als een gemeenschappelijke zaak moet worden aangemerkt op basis van uitleg van artikel 9 MR 1992. In de hier behandelde uitspraak geeft de de kantonrechter een ander oordeel over dezelfde vraag. Een appartementseigenaar spreekt de VvE aan tot vergoeding van lekkageschade, die is ontstaan door lekkage in het deel van de waterleiding na de verdeler, welke leiding alleen dient ten behoeve van het appartement. De kantonrechter wijst de vordering af, onder meer met de volgende motivering:

Ten slotte moet de vraag beantwoord worden of de waterleiding waar zich de lekkage heeft voorgedaan tot de gemeenschappelijke zaken behoort. Is dit het geval dan is de VvE als vertegenwoordigster van de gezamenlijke eigenaars aansprakelijk voor de daardoor veroorzaakte schade op grond van artikel 21 lid 3 van het reglement, zo begrijpt de kantonrechter [eiseres]. Anders dan [eiseres] stelt kan echter niet worden geoordeeld dat artikel 9 lid 1 sub b van het reglement volgt dat alle waterleidingen gemeenschappelijke zaken zijn. Deze bepaling kan naar het oordeel van de kantonrechter redelijkerwijs slechts zo worden begrepen dat alle daarin opgesomde zaken alleen als een gemeenschappelijk zaak hebben te gelden indien die niet uitsluitend ten dienste van één privé gedeelte strekken. Nu onbetwist vaststaat dat de lekkage zich heeft voorgedaan in het deel van de waterleiding na de verdeler en dat deze leiding alleen ten behoeve van het appartement van [buurman] strekt, is dat geen gemeenschappelijke zaak en komt dat deel van de waterleiding op grond van artikel 21 van het reglement voor rekening en risico van [buurman].

Verder is interessant de vraag of de VvE heeft kunnen volstaan met een beperkte dekking in haar opstalverzekering. De kantonrechter oordeelt dat dat het geval is:

De kantonrechter is van oordeel dat de door [eiseres] gestelde omstandigheden niet met zich brengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de VvE een opstalverzekering met beperkte dekking heeft afgesloten. Zelfs indien het gebruikelijk zou zijn om een opstalverzekering met een uitgebreide dekking te sluiten voor de leden, hetgeen door de VvE is betwist, hebben de leden bij de oprichting van de VvE in dit geval, zoals de VvE onbetwist heeft gesteld, ermee ingestemd dat er door de VvE een opstalverzekering met beperkte dekking is afgesloten. De VvE heeft aan deze verplichting voldaan. [eiseres] heeft onvoldoende betwist dat zij er middels de notulen van de ledenvergadering van 3 april 2007 op is gewezen dat de leden is geadviseerd een aanvullende opstalverzekering af te sluiten. Niet is immers weersproken dat die notulen huis-aan-huis in het appartementencomplex zijn verspreid. Uit de enkele stelling dat [eiseres] met die notulen niet bekend is, kan dan ook niet worden afgeleid dat deze notulen niet aan haar zijn verstrekt. Evenmin is weersproken dat in de aan [eiseres] verstrekte verzekeringspolis vermeld is dat de opstalverzekering strekt ter dekking van de herbouwwaarde van de opstal zoals die bij oplevering eruit zag. Dat [eiseres] in de veronderstelling verkeerde dat er wel een verzekering met volledige dekking was afgesloten, dient dan ook voor haar eigen risico te komen en kan dus niet tot schadeplichtigheid van de VvE leiden.

Volgt afwijzing van het gevorderde.

Volledige uitspraak: Rechtbank Amsterdam, 20 november 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:9042