LJN: BY4484,Sector kanton Rechtbank Breda 22 november 2012

Hoewel dat in artikel 35 lid 7a van het reglement in de betreffende VvE verboden is, verhuurt een eigenaar van parkeerplaatsen deze aan externe derden. Deze situatie heeft volgens de eigenaar een aantal jaren geduurd alvorens de algemene vergadering besluit om aan dit gebruik een einde te maken zodra de huidige daaromtrent gesloten overeenkomsten expireren. De eigenaar van de verhuurde parkerplaatsen verzoekt om vernietiging van dat besluit. Hij beroept zich daarbij onder meer op rechtsverwerking aan de zijde van de VvE.

De kantonrechter passeert dat verweer en wijst het verzoek tot vernietiging af. Voor het aannemen van rechtsverwerking is enkel tijdsverloop of enkel stilzitten onvoldoende. Er zijn geen bijzondere omstandigheden komen vast te staan als gevolg waarvan hetzij bij de eigenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de VvE haar aanspraak ter zake van artikel 35 lid 7a van het reglement niet (meer) geldend zou maken, hetzij de eigenaar in haar positie onredelijk zou worden benadeeld in geval de VvE haar aanspraak alsnog geldend maakt. In het onderhavige geval heeft volgens de kantonrechter te gelden dat de eigenaar bekend was, althans had moeten zijn, met het bepaalde in voornoemd artikel van het splitsingsreglement. Dat hij op een gegeven moment, in strijd met het bepaalde in het reglement, is gaan verhuren aan een externe derde, is een omstandigheid die voor zijn rekening en risico komt. De eigenaar stelt dat dit de goedkeuring had van het toenmalige bestuur van de VvE. Dit is echter door de huidige VvE -bij gebrek aan wetenschap- weersproken en is door de eigenaar op geen enkele wijze gemotiveerd onderbouwd, zodat aan dit standpunt voorbij gegaan wordt. Dat het huidige bestuur van de VvE met de situatie heeft ingestemd, is evenmin komen vast te staan. Zij heeft immers aangegeven, dat er van een stilzwijgende instemming geen sprake kan zijn omdat er niet bekend was wat er speelde. Het is voorstelbaar dat de eigenaar zich voelt benadeeld (ten opzichte van de huidige situatie) als de VvE (alsnog) vasthoudt aan het bepaalde in artikel 35 lid 7a van het reglement, doch deze benadeling is niet onredelijk en komt voor haar rekening en risico. Dit geldt ook voor het (mede daardoor) geleden financiële nadeel. De eigenaar had immers kunnen weten wat haar mogelijkheden en onmogelijkheden zijn als appartementsrechteigenaar.

Het is de vraag wat de situatie zou zijn geweest indien wél zou zijn komen vast te staan, dat het toenmalige bestuur van de VvE toestemming zou hebben gegeven voor de externe verhuur. De vraag die dan tevens beantwoord zou moeten worden, is of het reglement het bestuur die bevoegdheid uberhaupt wel geeft. In het reglement van de betreffende VvE is namelijk bepaald, dat een eigenaar zijn parkeerplaats slechts aan een eigenaar of gebruiker van een ander appartementsrecht in het onderhavige complex in gebruik mag geven, op straffe van verbeurte aan de VvE van een onmiddellijk opeisbare boete ad € 50.000,-. Er is voor zover ik kan zien in het reglement niet voorzien in de mogelijkheid van het verlenen van een ontheffing door het bestuur. Het bestuur zelf is uiteraard ook gebonden aan het reglement en kan niet méér of anders toezeggen dan datgene wat het reglement voorschrijft. Strikt genomen zou derhalve vraag of toestemming van het bestuur verkregen is niet relevant zijn voor de vraag of sprake is van rechtsverwerking aan de zijde van de VvE. Zelfs áls het bestuur toestemming zou hebben gegeven voor de externe verhuur, dan nog zou een beroep op rechtsverwerking mogelijk niet slagen. De appartementseigenaar zou in dat geval immers begrepen moeten hebben, dat het bestuur niet tot het geven van een dergelijke toestemming bevoegd is.

Klik hier voor de volledige uitspraak.