LJN BG9652, Rechtbank Arnhem 24 december 2008

De VvE verkrijgt een vonnis ter incasso van achterstallige verenigingsbijdragen van een appartementseigenaar en legt executoriaal beslag op de woning. De hypotheek houdende bank wil de executie niet overnemen omdat naar haar taxatie de waarde van het appartement de vordering van de bank niet overschrijdt. Daarop verkoopt de VvE het appartement executoriaal. Bij de levering voldoet de koper de achterstallige verenigingsbijdragen, voor zover deze verschuldigd zijn op grond van artikel 5:122 lid 3 BW.

De bank vordert op grond van misbruik van executiebevoegdheid vergoeding van haar schade. Zij stelt, dat een executoriale verkoop niet bestemd is voor het innen van achterstallige verenigingsbijdragen ex artikel 5:122 lid 3 BW. De executiemogelijkheid bestaat volgens de bank alleen, indien uit de verkoopopbrengst de vordering van de vve geheel of gedeeltelijk voldaan kan worden. Dat was hier niet het geval.

De rechter oordeelt, dat de betaling op grond van artikel 5:122 lid 3 een direct gevolg is van de executieverkoop, zodat de VvE recht en belang had bij een executoriale verkoop, ook al wordt de verkoopopbrengst strikt genomen niet uit de verkoopopbrengst voldaan. Daarbij weegt mee, dat de bank voldoende gelegenheid heeft gehad om zelf de executie ter hand te nemen, maar dat heeft nagelaten.

Mijns inziens rekt de rechter hier de verhaalsmogelijkheden van de VvE op ten koste van de bank. Het verhaalsrecht van de VvE heeft namelijk slechts betrekking op het vermogen van haar schuldenaar en staat los van de wettelijk geregelde hoofdelijke aansprakelijkheid van de koper van een appartement voor achterstallige VvE-bijdragen. Het moge zo zijn, dat betaling van de achterstallige verenigingsbijdragen door de koper een direct gevolg is van een executieverkoop, maar daarmee heeft nog geen verhaal plaatsgevonden op het vermogen van de schuldenaar. Mogelijk is het oordeel ingegeven vanuit de wens de VvE te verlossen van de structureel wanbetalende appartementsgerechtigde. De VvE ondervindt daarvan steeds het nadeel, terwijl niet uit te sluiten valt, dat de bank op haar beurt wel de rente ontvangt of anderszins uit speculatieve overwegingen niet tot verkoop besluit over te gaan. Gelet op de beperkte duur van de bescherming ex artikel 5:122 lid 3 (alleen het lopende boekjaar en het jaar daarvoor), heeft de VvE het nakijken voor alle oudere verenigingsbijdragen indien en zo lang de bank blijft weigeren de verkoop ter hand te nemen. Die situatie lijkt zich hier voor te doen, gelet op de tijdspannen tussen de datum van executoriale beslaglegging op het appartement (maart 2006) en het moment van veilen (september 2007).

Klik hier voor de volledige uitspraak.