Raad van Arbitrage voor de Bouw | 12 november 2014 | Zaaknummers 34.293 en 34.294  – In twee nagenoeg gelijke zaken is een arbitraal vonnis gewezen. Deze twee zaken zijn in de mondelinge behandeling samengevoegd en zullen in deze bewerking gezamenlijk besproken worden. Kort gezegd gaat het in beide zaken om een geschil tussen de Vereniging van Eigenaren en de onderneemster over de eisen van goed en deugdelijk werk bij de realisering van balkonhekken. De balkonhekken zouden namelijk corroderen doordat de coatinglagen te dun zijn aangebracht door de onderneemster.

Feiten

Onderneemster heeft een appartementencomplex gerealiseerd waarvan een deel bestemd is voor verhuur en een deel is verkocht aan de individuele leden van de VvE. In 2007 zijn de appartementencomplexen opgeleverd. De VvE klaagt sinds 2010 over de verweerde staat van de Franse balkons. Zowel de epoxylaag als de polyesterlaag op de balkons zouden te dun zijn aangebracht. Vaststaat dat de VvE op enig moment besloten heeft geen opdracht te geven tot het reinigen van de Franse balkons en de andere hekwerken.

Vorderingen en verweer

De VvE vordert primair onderneemster te veroordelen om alle hekwerken te strippen en conform het bestek opnieuw te voorzien van een coatinglagen. Subsidiair vordert de VvE onderneemster te veroordelen alle hekwerken te strippen en conform het bestek opnieuw te voorzien van coatinglagen, alsmede alle hekwerken die binnen 15 jaar na oplevering van het gebouw alsnog dezelfde gebreken gaan vertonen binnen twee maanden na melding daarvan te herstellen, alles op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag wanneer onderneemster in gebreke blijft.

De VvE is van mening dat het verweerde uiterlijk van de hekken het gevolg is van corrosie van de zinklaag omdat de coatinglagen te dun zijn aangebracht. Om haar standpunt te onderbouwen verwijst zij naar de rapportages van COT B.V. en Uden Quadraat B.V. en naar de kwaliteitseisen van de Vereniging van Individuele Spuit- en Moffelbedrijven. De VvE is van mening dat alle hekwerken, dus ook de hekwerken die nog geen corrosieverschijnselen tonen, moeten worden voorzien van coating van voldoende laagdikte. De VvE stelt dat de reinigingsvoorschriften bij oplevering niet aan haar verstrekt zijn.
Onderneemster voert hiertegen verweer en vordert de vorderingen van de VvE af te wijzen. Onderneemster is van mening dat er wel sprake is van goed en deugdelijk werk. De kwaliteitseisen van de Vereniging van Individuele Spuit- en Moffelbedrijven stammen uit 2008 en kunnen daarom niet als maatstaf dienen bij een overeenkomst die in 2006 gesloten is. Mochten deze kwaliteitseisen wel van toepassing zijn dan blijkt uit het schema op pagina 23 van productie 5 dat de gekozen afwerking van één epoxylaag en één polyester-laag geschikt is voor ‘Buiten’ en ‘Zeeklimaat’. Wanneer men ervan uitgaat dat het microscopisch onderzoek van COT het meest betrouwbaar is dan blijkt dat slechts één hek niet voldoet aan de minimale dikte van 96 micron. Dat appartement maakt echter geen deel uit van de appartementen van de VvE.

Oordeel van de arbiter

De arbiter oordeelt dat partijen niet waren overeengekomen hoe dik de lagen moesten zijn. De kwaliteitseisen golden destijds nog niet en daarom moet de arbiter dit geschil beoordelen aan de hand van eisen voor goed en deugdelijk werk.

Tijdens de bezichtiging van het werk heeft onderneemster de hekwerken van woningen op de begane grond getoond die een week eerder voor het eerst sinds de oplevering schoongemaakt waren. Daarbij kon vastgesteld worden dat de hekwerken geen sporen van corrosie vertoonden en in goede conditie verkeerden. Van een ander hekwerk kon de voorheen aanwezige witte aanslag ter plekke afgeveegd worden. Bij diverse andere balkons die tijdens de bezichtiging van het werk bekeken zijn kon eveneens geen sporen van corrosie vastgesteld worden. Slecht op twee plaatsen zijn onregelmatigheden geconstateerd. Deze onregelmatigheden betroffen in het ene geval sporen van mechanische bewerking (krassen) in het hekwerk en in het andere geval een onregelmatige en bobbelige aanhechting van spijlen aan het hekwerk. Dat laatste is vermoedelijk ontstaan door een ruwe afwerking van het zink waardoor de coatinglagen niet goed aangebracht konden worden. In beide gevallen was echter eveneens sprake van corrosie.
Arbiter komt tot de conclusie dat, nu er in de afgelopen 7 jaar geen corrosie is ontstaan, en het hekwerk door reiniging gemakkelijk ontdaan kan worden van de witte aanslag, het niet aannemelijk is gemaakt dat de aanslag door zinkdoorslag veroorzaakt wordt. De aanslag lijkt eerder een gevolg van het gebrek aan periodieke reiniging te zijn. De reinigingsvoorschriften zijn in ieder geval in 2011 toegekomen aan de VvE en sindsdien is reiniging eveneens uitgebleven.

De arbiter wijst de vorderingen van de VvE af en veroordeelt de VvE als in het ongelijk gestelde partij in betaling van de proceskosten.

Scheidsgerecht: mr. P.H.M. Smeets
Gemachtigde eiseres, de VvE: mr. S. Hamerling
Gemachtigde verweerster, onderneemster: mr. J.G. Hinnen
RvA 12 november 2014, No. 34.293 en 34.294

Volledige uitspraak: Raad van Arbitrage voor de Bouw | 12 november 2014 | Zaaknummers 34.293 en 34.294

Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld.

Het Instituut voor Bouwrecht te Den Haag is kennispartner van VvERecht.nl en heeft als doel het op onafhankelijke wijze bevorderen van de wetenschappelijke en praktische beoefening van het bouwrecht, alsmede van de studie van juridische en maatschappelijke vraagstukken en verschijnselen in het algemeen, voor zover die betrekking hebben op of van betekenis kunnen zijn voor de kennis en verdieping van het bouwrecht. Dit doel wordt o.a. nagestreefd door het verrichten van onderzoek en het uitgeven van publicaties.