Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch | 13-08-2013 | ECLI:NL:GHSHE:2013:3727

Bij serviceflats wordt vaak onderscheid gemaakt tussen gebouwgebonden en persoonsgebonden voorzieningen. Het beheer en onderhoud van het gebouw wordt verzorgd door de VvE, terwijl persoonsgebonden voorzieningen zoals receptie, maaltijdservice, wasservice en persoonlijke verzorging vaak worden geleverd door een separate entiteit, bijvoorbeeld in de vorm van een stichting of vereniging ‘dienstverlening’. In casu heeft de VvE besloten deze diensten in eigen beheer te nemen en de samenwerking met de dienstenentiteit te beëindigen. 

Dat heeft gevolgen voor het personeel van deze dienstenentiteit. De VvE bood het personeel van de dienstenentiteit  een nieuwe overeenkomst aan, zij het op andere voorwaarden. Eén werknemer kreeg minder uren en was het daar niet mee eens. De werknemer stelde dat sprake is van overgang van de onderneming. Het hof gaat daarin mee. Relevant is volgens het hof dat de dienstenentiteit geen andere activiteit had dan het verlenen van service aan de VvE en dat zij dat deed uitsluitend door middel van het inzetten van eigen personeel en dat deze activiteit volledig door de VvE in eigen beheer is genomen, terwijl de VvE daarbij gebruik maakt van alle voormalige werknemers van de dienstenentiteit. De VvE heeft niet gesteld dat de identiteit van deze groep verloren is gegaan, omdat de voormalige werknemers van de dienstenentiteit zijn opgegaan in (een) andere groep(en) werknemers die al dan niet dezelfde soort diensten verrichten voor of ten behoeve van de VvE. Overigens zou dat niet zonder meer leiden tot de slotsom dat de functionele band tussen de verschillende overgegane factoren verdwijnt (vgl. HvJ EU 12 februari 2009, Klarenberg, Celexnummer 62007CJ0466, JAR 2009, 92).

Naar het oordeel van het hof staat het feit dat geen contractuele relatie meer bestaat tussen de VvE en de dienstenentiteit niet in de weg aan het aannemen van een overgang van de onderneming, omdat het begrip ‘overeenkomst’ in de zin van artikel 7:662 BW volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie zeer ruim wordt uitgelegd. Het volstaat dat de overgang plaatsvindt in het kader van contractuele betrekkingen (vgl. o.m. HvJ EU 24 januari 2002, Temco, Celexnummer 62000CJ0051, JAR 2002, 47). Het hof is van oordeel dat het opzeggen van de dienstverleningsovereenkomst door de VvE om vervolgens te besluiten de door de dienstenentiteit verleende diensten in eigen beheer te nemen, voldoet aan het criterium dat sprake moet zijn van een overgang in het kader van contractuele betrekkingen. Het hof is van oordeel dat daarom sprake is geweest van overgang van de onderneming in de zin van artikel 7:662 BW. Dat heeft tot gevolg dat alle overeenkomsten in ongewijzigde vorm van rechtswege zijn overgegaan op de VvE

Veel serviceflats reorganiseren momenteel om de servciekostenkosten te verlagen. Het saneren van een dienstenentiteit is daarbij vaak een onderdeel van de te treffen maatregelen. Uit dit arrest blijkt echter dat dat niet zonder risico is.  De dienstenentiteit is weliswaar niet langer in beeld, maar de overeenkomsten met werknemers kunnen van rechtswege overgaan op de VvE. De beoogde kostenbespraing komt dan niet of niet direct tot stand. Bij het nemen van besluiten tot het weer in eigen beheer nemen van persoonsgebonden diensten, moet andacht worden besteed aan de hier omschreven, mogelijke gevolgen daarvan.

De hoogte van servciekosten in serviceflats staat momenteel in de belangstelling. Over de verplichting tot doorbetalind van servicekosten bij serviceflats ingeval van leegstand is elders op VvERecht.nl de bijdrage ‘Serviceflat: persoonsgebonden services doorbetalen bij leegstand?’ te vinden.

Volledig arrest: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch | 13-08-2013 | ECLI:NL:GHSHE:2013:3727

mr. Richard P.M. de Laat is advocaat te Utrecht bij De Advocaten van Van Riet waar hij als partner verbonden is aan de sectie vastgoed.