Aanneemster betwist de bevoegdheid van het scheidsgerecht van de Raad van Arbitrage voor de Bouw (hierna: de Raad) tot beslechting van het onderhavige geschil. Zij stelt dat tussen haar en de VvE geen contractuele relatie bestaat en zij dus ook geen arbitrage met de VvE is overeengekomen. Om die reden is de Raad niet bevoegd kennis te nemen van het geschil, aldus aanneemster.

Artikel 5:126 lid 2 BW bepaalt dat de VvE binnen de grenzen van haar bevoegdheid de gezamenlijke appartementseigenaars binnen en buiten rechte vertegenwoordigt. Lid 1 van dat artikel vermeldt dat de VvE het beheer voert over de gemeenschap, waartoe behoort de instandhouding van het gemeenschappelijke eigendom.

Naar het oordeel van arbiter betekent dit dat de VvE in het kader van haar beheerstaak namens de gemeenschappelijke eigenaars in rechte kan optreden om een veroordeling van aanneemster te verkrijgen tot nakoming van haar verplichtingen. Dat doet de VvE – als vertegenwoordiger – dan op grond van de door de eigenaars ieder afzonderlijk met aanneemster gesloten aannemingsovereenkomsten.

In het onderhavige geschil staat onbetwist tussen partijen vast dat in die overeenkomsten wordt verwezen naar de AVA 1992, waarin een arbitraal beding is opgenomen dat verwijst naar de Raad en zijn statuten. Dit beding geldt ook tussen de VvE en aanneemster, zodat het beroep van aanneemster op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht van de Raad faalt.

Conclusie

Arbiter verklaart het scheidsgerecht van de Raad bevoegd kennis te nemen van het geschil en dit bij scheidsrechterlijk vonnis te beslechten.

Scheidsgerecht: mr. K.E. Mollema
Gemachtigde eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident, de VvE: mr. R. van den Heuvel – de Peuter
Gemachtigden verweerster in de hoofdzaak, eiseres in het incident, aanneemster: mr. T.C. de Boer en J.D. Poot

Bron: RvA 8 juli 2013, No. 32.056

Het Instituut voor Bouwrecht te Den Haag is kennispartner van VvERecht.nl en heeft als doel het op onafhankelijke wijze bevorderen van de wetenschappelijke en praktische beoefening van het bouwrecht, alsmede van de studie van juridische en maatschappelijke vraagstukken en verschijnselen in het algemeen, voor zover die betrekking hebben op of van betekenis kunnen zijn voor de kennis en verdieping van het bouwrecht. Dit doel wordt o.a. nagestreefd door het verrichten van onderzoek en het uitgeven van publicaties.