LJN: BY2353, Gerechtshof Arnhem 6 november 2012

In eerste aanleg vernietigde de kantonrechter het besluit van de VvE, waarin het verzoek van een eigenaar tot het realiseren van een aanbouw op het privé gedeelte werd geweigerd. Tegelijkertijd verleende de kantonrechter een vervangende machtiging aan de eigenaar om de aanbouw alsnog te realiseren. De VvE komt van beide oordelen in hoger beroep. Maar: de beroepstermijn voor een beschikking ex artikel 5:130 BW (vernietiging) bedraagt op grond van 5:130 lid 3 BW één maand, terwijl de termijn om op te komen tegen beschikking ex artikel 5:121 BW (vervangende machtiging) op grond van artikel 358 lid 2 Rv drie maanden bedraagt. De VvE stelt na bijna 2 maanden hoger beroep in en wordt in het hoger beroep van de vernietiging ex artikel 5:130 BW niet ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de termijn voor hoger beroep. Het beroep tegen de vervangende machtiging is wel binnen de termijn van drie maanden ingediend en daarmee ontvankelijk. Er is vanwege het gesloten stelsel van rechtsmiddelen volgens het hof geen aanleiding te veronderstellen, dat vanwege de samenhang van beide onderleden van de beschikking in eerste aanleg het hoger beroep tegen de vernietiging alsnog ontvankelijk zou zijn.

Dat oordeel heeft in hoger beroep vergaande consequenties. Immers, de beschikking waarbij de weigering van de toestemming voor de aanbouw werd vernietigd, heeft tussen de eigenaar en de VvE in het hoger beroep gezag van gewijsde. Vast staat daarmee, dat dat besluit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. De vervangende machtiging is een logisch gevolg van de onterechte weigering van toestemming voor de aanbouw. Immers, doende wat de VvE meteen al had moeten doen, passeerde de kantonrechter in eerste aanleg de weigerachtige VvE door aan de eigenaar een vervangende machtiging te verlenen om de aanbouw alsnog te realiseren. Nu vanwege het gezag van gewijsde van de vernietiging alleen de machtiging nog ter discussie staat in het hoger beroep, komt het hof niet toe aan de beoordeling van de feiten en omstandigheden die al besloten liggen in het oordeel in eerste aanleg, dat de weigering onaanvaardbaar is. Nu dat vast staat kan de bekrachtiging van het vervolgbesluit, de machtiging, niet uitblijven. Dat gebeurt ook in dit arrest.

Tenslotte is aan dit arrest nog interessant de weigering van het hof om de verzoekende appartementseigenaar vrij te stellen van diens bijdrage in de proceskosten die de VvE aan hem dient te vergoeden. Dat verzoek is volgens het hof niet toewijsbaar omdat de VvE is een rechtspersoon is die de organisatiestructuur van de gemeenschap van appartementseigenaars omvat. Als appartementseigenaar is de verzoeker van rechtswege lid van de VvE en in haar schulden en kosten moet die eigenaar bijdragen in de verhouding zoals die binnen de VvE is bepaald.

 Klik hier voor de volledige uitspraak.