Met ingang van 1 juli 2012 is onder meer artikel 6:96 BW gewijzigd. Met ingang van die datum is evenzeer van kracht het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Dit besluit en die wijziging is te vinden in het Staatsblad 2012, nummers 140 en 141.De regeling is van toepassing op een uit overeenkomst voorvloeiende verbintenis tot betaling van een geldsom.

Betaling van bijdragen door leden aan de VvE
De verschuldigdheid van periodieke voorschotbijdragen en definitieve bijdragen vloeit voort uit de wet en niet uit overeenkomst. Krachtens artikel 5:125 BW is een appartementseigenaar van rechtswege lid van de VvE. Verder volgt uit artikel 5:111 onder d BW dat het splitsingsreglement deel uitmaakt van de bij wet voorgeschreven akte van splitsing. Dit betekent dat een lid door aankoop en levering van zijn appartementsrecht van rechtswege lid is geworden van de VvE. Partijen zijn daarbij krachtens de wet gebonden aan het splitsingsreglement. Graag verwijs ik in dat verband ook naar een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 2 november 2011 (LJN:BW 7791) en verwijs ik naar een kort artikel daarover op VvErecht.nl van 29 juni 2012.

Dit betekent, nu de verschuldigdheid van periodieke voorschotbijdragen en definitieve bijdragen niet voortvloeit uit overeenkomst doch uit de wet, het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten niet van toepassing is op betaling van periodieke voorschotbijdragen en definitieve bijdragen door leden aan de VvE. De vergadering van eigenaars kan nog steeds besluiten nemen ter zake de omvang van de incassokosten ter zake betalingen van haar leden aan de VvE voor beheer van hun mede- eigendom; deze kosten kunnen dan afwijken van de kosten zoals genoemd in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.

Met bovenstaande heb ik dan ook nadrukkelijk een andere mening dan Marcel Mars van Boiten Luhrs zoals die mening door hem is uiteengezet op de LinkedIn pagina van VvErecht.nl onder discussies. Naar mijn mening is het besluit ook terecht niet van toepassing op betaling van periodieke voorschotbijdragen en definitieve bijdragen door leden aan de VvE. Uitgangspunt is dat een eigenaar alle door de vereniging gemaakte kosten, zowel in als buiten rechte, aan de vereniging dient te vergoeden (waarvoor ik verwijs naar artikel 13 lid 3 MR2006). Op die grond is het in strijd met de redelijkheid en billijkheid om kosten die noodzakelijk worden gemaakt ter inning van verschuldigde bijdragen gedeeltelijk voor rekening van de VvE te laten komen.

Van veel groter belang is het volgende. Leden dienen vrij te zijn bij de invulling van hun onderlinge plichten ter zake de inning van verschuldigde bijdragen. De bijdragen zijn noodzakelijk voor beheer van hun mede-eigendom. Bij niet- betaling van die bijdragen kan deugdelijk beheer van het gezamenlijke eigendom niet plaatsvinden. Dit is in strijd met de belangen van de mede- eigenaren. Bovendien geldt dat indien en zodra een lid/ mede-eigenaar zijn/ haar betalingsverplichting niet nakomt op basis van het toepasselijk splitsingsreglement ( zie onder meer artikel 13 lid 2 MR2006), die schuld binnen een bepaalde termijn, dient te worden omgeslagen over de andere appartementseigenaars in de bij akte van splitsing bepaalde verhouding, ongeacht de maatregelen die jegens de nalatige eigenaar kunnen worden genomen en onverminderd het recht van verhaal van de andere eigenaars op eerstgenoemde. De noodzaak tot innen van de verschuldigde bijdragen is dan ook groot. Van de vast te stellen voorwaarden moet zo gewenst een sanctionerende werking kunnen uitgaan.Het is redelijk dat onderling, in een vergadering van eigenaars, voor de inning van deze specifieke bijdragen besluiten kunnen worden genomen, waarbij voor de kosten tot inning van de bijdragen wordt afgeweken van het bepaalde in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Ik meen dan ook dat in de rechtspraak bij innen van periodieke voorschotbijdragen en definitieve bijdragen door de VvE op haar leden geen aansluiting moet worden gezocht bij Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.

Geldvorderingen voortvloeiende uit overeenkomsten van een VvE met derden
Het besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal wel van toepassing zijn op overeenkomsten die de VvE met derden zal aangaan, althans voor zover daar een overeenkomst aan ten grondslag ligt, voor vorderingen waarvoor de schuldenaar na 1 juli 2012 in verzuim is. De regeling is dan voor consumenten van dwingend recht. Dit betekent dat indien de derde een consument is daar bij overeenkomst niet van kan worden afgeweken. Indien en zodra met niet-consumenten een overeenkomst wordt aangegaan, kan worden overeengekomen dat van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt afgeweken.

Indien en zodra de andere partij haar betalingsverplichting niet nakomt zal een 1e aanmaning moeten worden verstuurd, in welke aanmaning de verschuldigde incassokosten moeten worden vermeld en moet worden aangegeven dat indien en zodra binnen 14 dagen na datum van de aanmaning, de hoofdsom niet is voldaan, de andere partij de incassokosten verschuldigd zal zijn.

De omvang van de incassokosten zijn als volgt:

  • 15% tot € 2.500;
  • 10% tot € 5.000;
  • 5% tot € 190.000,=
  • 0.5% over het meerdere

(dit alles met een minimum van € 40,00 en een maximum van € 6.775,00.)

De VvE is niet BTW- plichtig; dit betekent dat de incassokosten kunnen worden verhoogd met de verschuldigde BTW. Rente mag voor de berekening van de incassokosten alleen worden meegenomen na afloop van 1 jaar.

Conclusie
Het besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet van toepassing op betaling van periodieke voorschotbijdragen en definitieve bijdragen door leden aan de VvE en is wel van toepassing op geldvorderingen die uit een overeenkomst voortvloeien van de VvE met een derde, tenzij bij niet- consumenten een afwijkende regeling is overeengekomen.