LJN: BM0088, Sector kanton Rechtbank Utrecht, 12 februari 2010 | Over het verschil tussen nietigheid en vernietiging (en de daaraan gekoppelde vraag van onbevoegdheid van de kantonrechter, omdat de – sector handel en familie van de – rechtbank volgens de VvE’s bevoegd is) zijn twee visies mogelijk.

De eerste is dat, omdat artikel 5:130 BW een afwijking is van artikel 15 lid 3 van boek 2 BW en niet van artikel 14 van boek 2 BW, het onderscheid tussen wat de kantonrechter beoor-deelt en wat de rechtbank beoordeelt duidelijk aanwezig moet blijven. Gevolg van die visie is dat de kantonrechter zich voor dat deel van het verzoek dat vraagt om voor recht te verkla-ren dat het besluit van de VvE’s tot goedkeuring van de samenwerkingsovereenkomst nietig is, onbevoegd dient te verklaren en dat deel van de zaak ingevolge het bepaalde in artikel 71 lid 1 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv), dat tezamen met de artikelen 72 tot en met 76 Rv van toepassing is op dagvaardingsprocedures en op verzoekschriftenprocedures, moet verwijzen naar de rechtbank.

Een andere visie is kenbaar uit de beschikking van de kantonrechter in Alkmaar d.d. 1 okto-ber 2008, waarin deze zich wel bevoegd verklaart, en wel op grond van artikel 93 aanhef en onder d (Rv). Dientengevolge kan op grond van artikel 94 lid 2 Rv zowel het verzoek ter zake van de nietigheid als ter zake van de vernietiging door de kantonrechter worden behandeld en daarover worden beslist, voor zover de samenhang tussen de verzoeken zich tegen aparte behandeling verzet.

Deze laatste visie is naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval toepasselijk. Artikel 93, aanhef en onder d, Rv spreekt immers van andere zaken (dan de aardzaken onder c en de zaken onder a en b van artikel 93 Rv) ten aanzien waarvan de wet bepaalt dat zij door de kantonrechter moeten worden behandeld en beslist. Dat laatste is het geval bij vrijwel alle verzoeken die voortspruiten uit boek 5 titel 9 (appartementsrechten). De kantonrechter wijst op de procedures voortspruitend uit het bepaalde in artikel 5:106 lid 7, 5:121 leden 1 en 3, 5:128 lid 2, 5:130 lid 1, 5:138, 5:140 lid 1, 5:144 lid 1 en 5:145 BW, terwijl soms van “rechter” wordt gesproken waar de kantonrechter bedoeld is. Bijgevolg is dan van toepassing het bepaalde in artikel 94 lid 3 Rv, dat de zaken ter zake van nietigheid en vernietiging alle door de kantonrechter behandeld worden en beslist voor zover de samenhang tussen de zaken zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. De kantonrechter is van oordeel dat zulks het geval is, omdat het kennelijk de bedoeling is dat samenhangende kwesties vanuit een oog-punt van doelmatigheid zoveel mogelijk door één en dezelfde rechter moeten worden behan-deld en beslist, waarbij rekening wordt gehouden met het specialisme van de sector kanton op diverse soorten zaken, zoals het huurrecht en het appartementsrecht.

Klik hier voor de volledige uitspraak.