LJN: AA5405, Hoge Raad 7 april 2000

Een notaris houdt kantoor op de begane grond van een appartementcomplex. Dat appartement is in de akte bestemd als kantoorruimte. Vanwege ruimtegebrek koopt de notaris het erboven gelegen woonappartement. Vervolgens wordt een een inpandige trap aangelegd. De notaris vraagt de ALV om toestemming het woonappartement als kantoor te gebruiken en vraagt tevens toestemming voor het aanlegen van de trap. De vergadering is van mening dat de toestemming niet verleend kan worden, omdat de akte van splitsing gewijzigd dient te worden. Uiteindelijk oordeelt de Hoge Raad daarover dat dat niet vereistis, omdat de enkele verandering in de constructie of de omgrenzing van een appartement niet voldoende is om aan te nemen dat wijziging van de akte van splitsing en de daarbij behorende tekening is vereist. Dat is volgens de Hoge Raad pas het geval, indien er in de constructie of de omgrenzing van het appartement een verandering wordt aangebracht die gevolgen heeft voor de goederenrechtelijke situatie. Het gaat er immers blijkens de strekking van de wettelijke regeling te dezer zake om dat de akte van splitsing een juist beeld geeft van de omvang van de rechten (en verplichtingen) van de appartementsgerechtigden. Daaruit volgt dat alleen feiten die voor de goederenrechtelijke toestand van een appartement van belang zijn, tot wijziging van de akte van splitsing en de daarbij behorende tekening kunnen noodzaken. Daarom kan de juistheid van de stelling van dat de veranderingen van tijdelijke aard zijn en zich lenen voor herstel, niet buiten beschouwing worden gelaten.

Van een wijziging in de goederenrechtelijke situatie zal bijvoorbeeld sprake zijn indien een appartement zodanig wordt vergroot of verkleind, dat het aandeel in de gemeenschap van eigenaren wijzigt en de breukdelen in de akte eveneens moeten worden gewijzigd. Dat is met name het geval, indien de breukdelen bepaald zijn aan de hand van de vloeropppervlaktes van de appartementen onderling. Weigert de ALV in een dergelijk geval de akte te wijzigen, dan bestaat de mogelijkheid om een vervangende machtiging te vragen op grond van artikel 5:140 lid 1 BW. Dat kan op grond van artikel 5:140 lid 2 BW pas als de helft van het aantal stemmen daarom verzoekt.

Wanneer de wijziging uitsluitend strekt tot verandering van de onderlinge begrenzing van privé-gedeelten, dan is ook sprake van een goederenrechtelijke wijziging. In dat geval kan echter op grond van artikel 5:140 lid 3  BW de vervangende machtiging ook worden verleend op verzoek van twee appartementseigenaars, of op verzoek van een appartementseigenaar aan wie verschillende appartementsrechten toebehoren .

Klik hier voor de volledige uitspraak